“Rotkind.” Zit ik te denken. “Er zal toch niks gebeurd zijn?” Meteen erachteraan. Tweestrijd in het donker op de bank. Gedegradeerd. Van het ene op het andere moment. Niks hippe, relaxte moeder meer. Maar zorgelijk type met ademhalingsmoeilijkheden en interne conflicten.
Gisteren huilde ze nog om een dood konijn. We hebben hem geaaid, warm gehouden op ons lijf, gehuild om dat kleine, zachte bolletje lief dat duidelijk de avond niet zou halen. We zijn dan wel volwassen. Maar nog lang niet groot.
Vandaag is ze de pad op. Een jonge man wil met haar daten. Ik heb zijn foto gezien. Ik snap het. En ze is niet makkelijk te bereiken. Voor een jongen. Oud zeer kan lang duren. Dus van mij mag ze. Heerlijk toch? Ontdekken dat je mooi bent. Begeerd worden. Gevierd worden. Dus lekker die speeltuin in. Leef je uit!
Uhuh. Dat dacht ik allemaal. Heel liefdevol. Maar toen zat ik nog niet in het donker op de bank. Al drie keer gebeld. Geen gehoor. Al twee keer geappt. Geen gehoor. Na een kwartier een appje. “Ik kom nu naar huis.” En een kusje.
Adem opgelucht uit en ruim vast op. Lief duikt in bed. Morgen alweer vroeg aan de bak. Maar ze komt niet. Het is twaalf minuten rijden. En ze rijdt pas een week alleen. Het is laat dus ze zal wel moe zijn. Zij. Die zich altijd aan haar afspraken houdt.
Of wilde hij haar niet laten gaan? Moet ik er zelf misschien naartoe rijden? En dan? Beetje stampij maken in mijn pyjama? Dan gaat ze dood van schaamte. Kan ik mezelf naast het konijntje begraven. Symbolisch.
Ik bel nog een keer. Ik app nog een keer. Geen gehoor.
Ik ben boos. Dat ook. Op een doordeweekse avond. Zo laat! Ik begrijp alles van de afleiding. Ik begrijp alles van de verleiding. Maar laat dan even wat horen. Zodat ik ook kan slapen. Zodat ik van die bank af kan. Niet telkens naar het raam loop.
Twijfelen tussen de sleutels pakken en haar tegemoet rijden of levenslange sancties bedenken. Die auto is ze kwijt. Nooit meer weg op een doordeweekse avond. Dat zijn nog de mildste. In een andere vlaag van frustratie prop ik ze op een kamer in een andere stad. Ga maar lekker op jezelf! Rotkind.
Eindelijk weerkaatsen autolichten in het raam. Beetje licht in mijn moederlijke duisternis.
“Mam sorry. Echt. Sorry. Het was zo gezellig.”
Ik stap in bed. Kruip tegen zijn grote rug. En huil een deuntje. Ze is veilig. Thuis. En dan ben ik het ook. Maar ook nog steeds een beetje boos.
Mijn Lief lacht zachtjes in het donker. Die heeft dit niet. Die kent dit niet. En zegt. Ik ben benieuwd wat jíj hiervan geleerd hebt. Ik?
Ik geef even geen gehoor.
Hallo Leven
Trek je pyjama aan
We gaan
Vaak
Vrees ik
Op de uitkijk staan
Comments