
“Jij hebt het niet zo met herinneringen hè?”
Mijn oudste bemoei-zoon en ik ruimen zijn kamer op en uit. Hij gaat het huis uit.
“Wil je me helpen?” vroeg hij. “Ik weet niet zo goed wat wel en wat niet dus bewaar ik gewoon alles.” Maar in zijn nieuwe onderkomen past “alles” niet. Nu zit ik op de rand van zijn bed en haalt hij lade na lade leeg.
Houden. Wegdoen. Houden. Wegdoen. Vragende blik. Ik knik. Wegdoen.
“Hoe bedoel je?”
“Nou, met mamma’s foto en die rozen enzo. Daar hou jij niet van.”
Hier moet ik over nadenken. Is dat zo? Als niet, hoe zit het dan wel? En hoe open kan ik zijn? Mag ik zijn? Drie keer diep zuchten en in het diepe springen.
Na wat zwijgend samen verder werken vertel ik hem hoe het bij míj zit.
Die foto van je moeder, die is wat streng en tragisch. Je moeder wist daar al dat ze zou gaan. Dat zie je ook. Dat voel je ook. Terwijl zij bijna als geen ander van het leven wist te genieten. Altijd blij. Vrolijk. Gekke bekken trekken. Zo ken ik haar.
Waar ik moeite mee heb is dat er nu een grote droeve foto staat. Die herinnert me niet aan haar léven maar aan haar dood. Aan het nare en verdrietige. Ik heb liever een foto waarop ze lacht zoals we haar kenden. Waarop zij het leven vierde en wij dat van haar als we er naar kijken. Dus ja, tot die tijd staat de foto van je moeder wat meer aan de zijkant.
En dat is ook zo met die enorme bos gedroogde, dode rozen. Gekregen van jullie vrienden op de verjaardag die zij niet meer kon vieren omdat ze al dood was. Hoe verdrietig was dat?!
Als je het mij vraagt, dan zet ik liever haar lievelingsplanten in de vensterbank. Levende planten of bloemen om het leven te vieren. Haar léven te herinneren. In plaats van de gemiste kans.
Weet je, ik was gek op mijn oma én ik heb er geen foto van staan. Elke keer als ik tegen je zeg dat je voorzichtig moet rijden “Geen krassen op mijn Ferrari maken” dan herinner ik haar. Zij zei dat altijd. Als ik drie keer diep zucht, dan herinner ik haar. “Drie keer diep zuchten Nel, daar word je oud en dapper mee.” Ik heb het mijn kinderen ook geleerd.
Dus ja, ik doe dat anders.
Niet haar dood definieert, maar alles wat zij mij in haar léven heeft geleerd. En als ik aan je moeder denk dan wil ik niet aan haar dood denken, maar aan de manier waarop zij invulling, kleur en leven aan haar leven heeft gegeven. Zoals met jou. Jij bent ook een levende herinnering. Een mooie. Die zie ik gewoon liever.
Zwijgend legen we nog een lade of twee. Hij mikt het laatste autootje in de wegdoen-doos. Plakt plakband en gaat ermee staan. Pas dán kijkt hij mij aan.
“Bedankt. Hier kan ik wel wat mee.”
Comments