Ergens in mij, niet eens zo diep, zit een ontzettende kerel verborgen. Zo’n potig type. Liefst met bilnaad en open shirt. Een aanpakker met ballen. Zo eentje die het warm krijgt van een stevige trekker. Die opgewonden raakt van een rijtje Ferrari 's in de Franse Alpen. Die met een zwoele blik uren kan kijken hoe een shovel zijn werk doet. En die helemaal tot rust komt bij het geluid van een heimachine die zo’n heipaal de grond in boort.
Het is maar waar je gelukkig van wordt.
Diep gelukkig mocht ik de bus van broer lenen om een nieuwe tweedehands picknick tafel te gaan ophalen. Een lekker grote tafel. Lekker ver weg. Alleen al de wat primitieve cockpit, mannelijk rommelig en met primitieve stoelen laat mijn hart sneller kloppen. Dat je er niet in stapt maar in klimt helpt ook enorm. Met mijn handen op het grote stuur en met een enorm raam voor mijn snufferd voel ik me ‘ King of the road’.
Ineens heb ik uitzicht en overzicht zo hoog boven de weg. De gemiddelde vrachtwagenchauffeur bevindt zich zowat op ooghoogte. Prompt zwaai ik naar hen allemaal. Ik weet het. Een iets minder mannelijke gewoonte. De bus trekt onverwacht lekker op en gasje bij wil ook prima. Zoon zit ietwat nerveuzig in de bijrijdersstoel. Die moest mee om te sjouwen. Vraagt zich nu vooral af waarom zijn moeder zo raar doet. En of hij wel veilig is. Volgens mij zie ik een zweetdruppel op zijn voorhoofd.
Tja. Voor een beetje gek jeugdtrauma moet je vooral bij mij zijn.
We toeren de avond in en hoewel mijn nachtzicht minder helder is vinden we onze bestemming met maar twee keer bellen om de weg te vragen. De bus blijkt op de centimeter groot genoeg om de tafel te vervoeren. De spierballen van Zoon op de millimeter groot genoeg om dat ding te tillen.
Wegrijden. Achteruit lukt ook zowaar. Radio aan. En verdwalen. Uiteraard. Het zou niet leuk zijn als er niks mis gaat. Wegwerkzaamheden gaan nou eenmaal slecht samen met mijn richtingsgevoel. Iphone en Zoon ontpoppen zich tot een briljant Tom en Tommie en zo keren we redelijk laat toch nog huiswaarts.
Met slapende Zoon naast mij rijd ik door de nacht. Thuis zit Dochter te wachten om ons te helpen uitladen. Mijn vogelpoep-spiertjes voegen weinig meer toe. Niet zo heel lang geleden keken zij nog Cars. Vijftienhonderd keer. Nu zijn het jong volwassen mensen. Die wat kunnen. En wat leren.
Zachtjes neurie ik de titelsong voor me uit. Want ik leer ook. Diep van binnen zijn we allemaal stoere truckdrivers. De weg. Die vinden we wel. Samen.
“ Life is a highway. I want to ride it, all night long.”
Rascall Flatts
Hallo Leven.
Trek je race-pak aan.
Het leven is een snelweg.
We gaan.
En gaan.
En gaan.
Commentaires