
We huren een huisje achter de dijk aan de Waal. Mijn Meneer gaat klussen en ik schrijf mijn boek. Dapper besluit. Afstand nemen van thuis en dan schrijven. Zonder huishouden. Zonder koffie-dates. Zonder alles.
Alleen de twijfel reisde doodleuk met me mee. “Kan ik dit wel?” “Is dit wel slim?” “Is dit wel nodig?”
Ondanks nú al binnenkomende aanvragen voor mijn boek, vraag ik me nog steeds af wie hier nou op zit te wachten.
Tientallen interviews later. Een hele ontwikkeling verder. Zit ik op een bankje voor ons huurhuisje, doelloos in het zoveelste kopje koffie te staren. De zon schijnt. Binnen staat een opengeklapte laptop. Wachtwoord ingevoerd. Daar is het bij gebleven. Woordscore tot op heden:1.
Er klussen twee heren om mij heen. Vader in werkkleren repareert kozijnen. Zoon in normale kleren hangt kerstverlichting op. Zij zijn óók blij met de zon. Gedeelde vreugd doet een praatje.
Vader klust al heel wat jaren aan de opknapper van zijn zoon. Hoopt later in ons gehuurde huisje te gaan wonen. Hij is alleen, beantwoord hij mijn vraag. Zijn vrouw is overleden. Zijn zoon was toen dertien. Zevenentwintig jaar geleden.
Oja. Hij heeft nog wel wat geprobeerd. De laatste was vijf jaar knipperlicht. LAT relatie zonder toekomst.
“Maar hoe komt dat dan?” Kan ik niet laten te vragen.
“Ik was nog teveel bij mijn overleden vrouw. Met twee jonge kinderen toen zij ging, werd het overleven. In hetzelfde jaar verloor ik allebei mijn ouders. Twee maanden later zei mijn werkgever dat ik maar weer moest beginnen. Rotterdammer hè mevrouw. Dan is het niet lullen maar poetsen. Huilen daar deden wij niet aan.
Vijftien jaar later heb ik een burn-out gekregen. Permanent. De psychiater zei, en ik vind het niks erg dat ik daar geweest ben hoor, dat ik last had van uitgestelde rouw. Er was dus eigenlijk ook geen ruimte. Voor niks en niemand. Zéker geen vrouw. Nee, ik blijf maar beter in mijn eentje. Ik zit nu in de modeltreinenbouw. Als ik straks écht oud ben, dan ga ik hier bij mijn zoon wonen.”
Zoon knikt en vult aan. Hij zou het prima vinden.
De Rotterdammer doet zijn DNA eer aan, hij gaat weer aan het werk. Zoon heeft nog acht strengen lichtjes liggen. Ik blijf achter in de zon. Koffie is koud geworden terwijl mijn gedachtes opwarmden.
Ik denk aan de vrouwen die zo graag alsnóg van Vader wilden houden. Ik denk aan, vast ook, de tranen en de discussies. Aan het onbegrip met de beste intenties. Aan hoe de liefde niet altijd overwint. En hoe hij nu straks helemaal alleen woont, in het tuinhuisje van zijn kind.
Voor deze mensen. Deze vader zonder samen. Deze liefdes zonder perspectief. Die gun ik herkenning, erkenning en begripvol liefs. Ineens weet ik het zeker.
"Liefde en Rouw, Hoe moet dat nou?" schrijf ik niet voor niets. Het leven heeft me twee onverwacht vriendelijke tekens gegevens.
Toeval bestaat niet.
Ik ben naar binnen gegaan en heb opnieuw mijn wachtwoord ingevuld.
Wat denk jij? Toeval? Of Niet?
Comments